Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2240

Datum uitspraak2008-06-09
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers235 HLAR 07/08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betreft subsidieaanvraag door ATCO. In de Subsidieverordening wordt onder 'subsidie' verstaan "de overdracht om niet van landsgelden door of namens een minister aan een derde, in het kader van het verrichten door deze derde van een taak die door de overheid had behoren te worden verricht. Serlimar is een verzelfstandigde dienst die een door de overheid aan zich getrokken taak vervult, het ophalen en verwerken van afval. Serlimar is onder die omstandigheden geen derde, als bedoeld in de Landsverordening en ontvangt financiële middelen, geen subsidie. Het verzoek van ATCO strekt dan ook niet om toekenning subsidie. De afwijzing ervan is niet op enig publiekrechtelijk rechtsgevolg gericht. Hof doet de zaak zelf af en verklaart ATCO niet-ontvankelijk.


Uitspraak

235 HLAR 07/08 Datum uitspraak: 9 juni 2008 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het hoger beroep van: de minister van Volksgezondheid, Milieu, Administratieve en Vreemdelingenzaken, appellant, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 9 januari 2008 in het geding tussen: de naamloze vennootschap "Associated Transport Co. Aruba N.V.", gevestigd in Aruba, en appellant. 1. Procesverloop Bij brief van 8 maart 2006 heeft de naamloze vennootschap "Associated Transport Co. Aruba N.V." (hierna: ATCO) appellant (hierna: de minister) verzocht: "een deel van de subsidie, die aan de door onze onderneming behandelde klanten ten deel dient te vallen, aan onze onderneming te doen uitbetalen tegen hetzelfde tarief van Afl. 20,- per adres per maand, tot het moment dat Serlimar haar cliënten zal gaan belasten en vervolgens tegen het tarief van Afl. 20,- minus het door Serlimar in rekening gebrachte tarief." Bij brief van 18 april 2006 heeft de minister dat verzoek afgewezen. Bij beschikking van 12 oktober 2006 heeft de minister het door ATCO daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 januari 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door ATCO daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en bepaald dat de minister opnieuw op het door ATCO gemaakte bezwaar beslist met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 19 februari 2008, heeft de minister tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Hof. Bij brief van 28 maart 2008 heeft ATCO een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2007 waar de minister, vertegenwoordigd door mr. P.A.P.J. van der Sloot en mr. A.A.D.A. Carlo, beiden advocaat, en ATCO, vertegenwoordigd door mr. R.T.J.M. Oomen, advocaat, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De Servicio di Limpiesa di Aruba (hierna: Serlimar) is bij artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening instelling Servicio di Limpiesa di Aruba (hierna: de Landsverordening instelling Serlimar) ingesteld en belast met de inzameling en verwerking op een efficiënte wijze en overeenkomstig de daarvoor geldende milieunormen van afval in vaste of vloeibare vorm, afkomstig van particuliere huishoudens en bedrijven, alsmede met het onderhoud van domeingronden en plantsoenen rondom overheidsgebouwen, en van openbare wegen en stranden. Ingevolge het derde lid van dat artikel heeft Serlimar rechtspersoonlijkheid. Ingevolge artikel 8, eerste lid, heft Serlimar per ophaalpunt een bedrag als vergoeding voor het ophalen en verwerken van huishoudelijk afval. Onder ophaalpunt wordt verstaan een woning op een perceel of elke afzonderlijke wooneenheid op een perceel, dat krachtens een zakelijk recht, vruchtgebruik of een persoonlijk recht wordt bewoond. Een ieder, op wiens naam het zakelijk recht of vruchtgebruik, bedoeld in de tweede volzin, is gesteld, is verplicht het krachtens de eerste volzin verschuldigde bedrag te betalen. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Subsidieverordening instellingen van openbaar nut (hierna: de Subsidieverordening) wordt in deze landsverordening onder "subsidie" verstaan de overdracht om niet van landsgelden door of namens een minister aan een derde, in het kader van het verrichten door deze derde van een taak die door de overheid had behoren te worden verricht. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, wordt subsidie uitsluitend verleend met inachtneming van de voorschriften van deze landsverordening, voor zover het betreft rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen die blijkens hun statuten een algemeen belang nastreven. 2.2. De minister betoogt onder meer dat het Gerecht heeft miskend dat de brief van 18 april 2006 geen beschikking behelst. De vergoedingen die per ophaalpunt aan Serlimar worden toegekend, zijn geen subsidie, zodat het verzoek van ATCO geen verzoek om subsidie is. De afwijzing van dat verzoek is daarom geen beschikking, aldus de minister. 2.2.1. Dat betoog slaagt. Ingevolge voormeld artikel 2, derde lid, van de Landsverordening instelling Serlimar heeft Serlimar rechtspersoonlijkheid. Voorts is ingevolge artikel 2, eerste lid van die landsverordening aan Serlimar het inzamelen en verwerken van afval opgedragen. Aldus is Serlimar een verzelfstandigde dienst die een door de overheid aan zich getrokken taak vervult, het ophalen en verwerken van afval. Dat, als gesteld, ook ATCO zich met het ophalen en verwerken van afval bezighoudt, maakt dat niet anders. Serlimar is onder die omstandigheden geen derde, als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieverordening en het toekennen van vergoedingen per ophaalpunt aan haar is geen verlening van subsidie, doch verstrekking van financiële middelen aan een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. Het verzoek van ATCO strekt dan ook niet tot toekenning van subsidie. Nu dat verzoek evenmin de uitoefening van enige andere bestuurlijke bevoegdheid betreft, is afwijzing ervan niet op enig publiekrechtelijk rechtsgevolg gericht. De minister heeft het door ATCO gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard als niet tegen enige beschikking gericht. 2.3. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. Hetgeen verder in hoger beroep is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door ATCO ingestelde beroep gegrond verklaren en de beschikking van 12 oktober 2006 vernietigen. Nu de minister het door ATCO gemaakte bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen slechts niet-ontvankelijk mag verklaren, ziet het Hof aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. 2.4. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 9 januari 2008 in zaak nr. Lar 3324 van 2006; III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen de beschikking van de minister van Volksgezondheid, Milieu, Administratieve en Vreemdelingenzaken van 12 oktober 2006, kenmerk 2428geh, gegrond; IV. vernietigt die beschikking; V. verklaart het door ATCO tegen de brief van 18 april 2006 gemaakte bezwaar niet ontvankelijk; VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking; VII. veroordeelt de minister van Volksgezondheid, Milieu, Administratieve en Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij de naamloze vennootschap "Associated Transport Co. Aruba N.V." in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Naf. 1400,00 (zegge: duizend vierhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand; dit bedrag dient door de minister van Volksgezondheid, Milieu, Administratieve en Vreemdelingenzaken aan de naamloze vennootschap "Associated Transport Co. Aruba N.V." te worden betaald; VIII. gelast dat het Land Aruba aan de naamloze vennootschap "Associated Transport Co. Aruba N.V." het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 25.00 (zegge: vijfentwintig gulden) teruggeeft; Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. Voorzitter griffier Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2008 Verzonden: